Er is al veel geschreven en gepubliceerd over de scheiding van de twee schutterscompagnieën Oirsbeek en Doenrade. Zo heeft drs. Luc Wolters in 1998 in het schutterstijdschrift no 41 op blz. 16 t/m 20 hieraan een uitvoerig artikel geweid : St.-Michaël Doenrade anderhalve eeuw oud.

Uit een “oud, nieuw” schuttersreglement uit de Franse Revolutie ondertekend op 20 mei 1805, met aanvulling ondertekenaars op 22 mei 1814 en 6 juni 1814, blijkt dat de ”schutten ofte Broeders van de Broederschap van den Heyligen Lambertus” uit twee compagnieën heeft bestaan. In totaal werd dit reglement door 68 personen uit Oirsbeek en Doenrade ondertekend.

“Alle inwoonders der gemeente Oirsbeek onder den Eersten arrondissement van Maastricht, departement Nedermaas, en om de Broeders of schutten int optrecken als int vogel schieten in goede order te stellen en als Broeders op te trecken, en als Broeders hun Bier te samen drincken, als meede om de geheele schutteri in goede orde te stellen ende deselve in goede orde te houden, soo beloven alle d’officiers ende Broeders de voors. Broederschap hun te verbinden ende te onderwerpen aen deze volgende artijkelen en straffen hierop gestelt.”

Toch is de Broederschap in 1819 ter ruste gegaan. Wat hier de juiste reden van is geweest, wordt nergens vermeld. Waarschijnlijk van hogerhand, daar koning Willem I (1815-1840) vrijwel direct bij zijn aantreding in 1815 de eerste Schutterijwet invoerde. Met ingang van 1 januari 1816 mochten drie soorten schutterijen bestaan: 1. Dienstdoende Schutterijen; 2. Rustende Schutterijen; 3. Reserve Schutterijen.

We lezen in het “Schutterij Boek” van 1848 dat in 1819 de timmerman Servaes Heerings nog koning werd, hiervan is echter geen koningsplaat aanwezig.

Na meer dan 27 jaar rustende te zijn geweest, werd de schutterij in 1848 door de nog levende leden van de twee compagnieën weer nieuw leven ingeblazen. Dit volgens aantekeningen in het schutterijboek van de Broederschap van St.-Lambertus.

Schutterij Boek, van het Broederschap van St.-Lambertus, opgericht binnen de gemeente Oirsbeek, in het jaar ons Heeren 1848:

“Gezechde schutterij had reets bestaan uit de Zestiende Eeuw, was blijven voortduren tot 1819, wierd Koning Serv. Heerings, was blijven stil liggen tot in 1848, hebben de nog levende schutten de nog bestaande zaken, gelijk den zilveren vogel met de gedenkplaten gaan afhalen en zijn overgegaan tot oprichting of vernieuwing van gezechde schutterij, hebben gaan bijwerven en plaatzen uitgeven tot dekking der verdere daarop lopende der daartoe behorende zaken die ten alle tijde aan de Compagnie zullen blijven. Hebben van de Heer Graaf d’Ansembourg van Amstenraedt tot versiering twee vaandels tot present gekregen en waren z..... dat in het jaar 1848 de Compagnie bestond over honderd man, zijn overgaen tot schieten van den vogel, om een Koning te leeren nemen.Welke eer haalde Jan Hubert Stessen van Oirsbeek. Maar naar verloop van een jaar hebben zich verschillen gaan opdoen tuschen de Officieren van Oirsbeek en die van Doenraedt, kwamen verzoeken dat bij aldien den vogel door eenen van Doenraedt zou afgeschoten worden, het recht te werven dat jaar voorop te trekken, het geen hun niet is worden toegestaen door reden, dat in vroegere jaren het altijd bestaen had, die van Oirsbeek voor zijn”.

Door het weigeren van de officieren van compagnie Oirsbeek aan het verzoek van de officieren van de compagnie van Doenrade, stapten zij naar het kantongerecht in Sittard.

Een bijzondere bijkomstigheid is dat een zekere Joannes Ludovicus Christianus (Jan) de Limpens wonende op kasteel Doenrade kantonrechter was te Sittard. Deze Jan de Limpens kwam door het verzoek van de compagnie Doenrade als kantonrechter in een moeilijk parket. Hij wilde het voor beide partijen even goed doen, gezien zijn achtergrond.

De Limpens werd geboren op kasteel Doenrade in 1793. Van 1821–1836 was hij griffier aan het vredesgerecht te Oirsbeek. Van 1830–1841 was hij burgervader van de gemeente Oirsbeek, inclusief Doenrade. Van 1841–1871 was hij kantonrechter te Sittard. Ook was hij in dezelfde periode lid van de Provinciale Staten van het Hertogdom Limburg. Hierbij had hij ook de inwoners van Oirsbeek nodig. Naar hem is door zijn beide zonen Ernest en Karel de “Weldadige Stichting Jan de Limpens” genoemd.

Door kantonrechter Jan de Limpens werd de burgemeester van Oirsbeek, Michaël Joseph Habets ingeschakeld. Hij moest de leden van de twee compagnieën bijeen roepen om zo alle geschillen in rust en vrede te regelen. Dat geschiedde op zondag 13 mei 1849 ten huize van winkelier en landbouwer Jan Hendrik Mannens (*Nuth) te Oirsbeek. Waarom de samenkomst was ten huize van Mannens is een raadsel daar hij geen lid was van een van beide compagnieën.

Verslag van de bijeenkomst van de burgemeester van Oirsbeek met de twee Compagnieën Oirsbeek en Doenrade op 13 mei 1849:

“Heden dertiende Mei achttien honderd negen en veertig, ten overstaan van den Heer Michel Joseph Habets Burgemeester der gemeente Oirsbeek, de leden der schutterije deser gemeente Oirsbeek, van beide Compagnieën, zijnde de eerste Compagnie zamen gesteld uit inwoonders van oirsbeek oppeven en gracht en dei der tweede Compagnie uit inwoonders van Doenraedt. Vergaderd zijnde, werd in overweging gegeven dat tot bij behouding van rust en eendragt wenschelijk is, dat ieder compagnie een bestaan op zich erlange, vervolgens de eene zich scheide van de andere. En aangezien de zilveren vogel met ketten en daar aan hangende platen, eigendom der beide Compagnieën is, vervolgens het uit hoofde der scheiding, tot eene verdeeling moet komen, dat door den Heer graaf D’Ansembourg van Amstenraedt eene vaan aan de Compagnie is geschonken geworden, dat het eindelijk betaamt dat de dagen voor optrekken en vogelschieten niet hetzelfde blijven, is vastgesteld geworden aangaande de vogel, dat de vogel met ketten aan Oirsbeek blijve, dat de kenbare platen voor elke Compagnie zullen blijven, dat de gene welke oorspronk men niet kent in twee gelijke deelen zullen gedeelt worden.Aangaande de vaan de schenker Graaf d’Ansembourg zijne intentie zal kenbaar maken, en dat deselve stiptelijk moet gevolgd worden. Dat de Compagnie van Oirsbeek haren Patroon den Heiligen Lambertus zal blijven behouden, mitsgaders de oude dagen van optrekken, vogelschieten en begeleiding der Proussei (processie), dat de Compagnie van Doenraedt haren patroon zal kiezen, en wel eene andere, mitsgaders andere dagen tot optrekken en vogelschieten en begeleiden eener andere Proussie. Ten slotte is vastgesteld, dat als eene publieke plechtigheid het zamen optrekken van beide Compagnieën mogt vereischt worden, zal voor de eerste reis (keer) de Compagnie van Oirsbeek als de oudste de voorhand hebben, bij een tweede optrekken zal de Compagnie van Doenraedt hetzelve voorregt hebben, hetwelk aldus beurtelings zal geregeld blijven. Aldus gedaan en vastgesteld te Oirsbeek ten huize van Hendrik Mannens op datum als boven, en hebben de aanwezige leden geteekend"

 

Compagnie van Oirsbeek:                                                   Compagnie van Doenraedt:

de majoor          (w.g.) :J.W. Gielen                                         de kapitein         (w.g.) : J. Meertens

kapitein               (w.g.) : J.W. Snackers                                   leutenant           (w.g.) : Joes N. Janssen

leutenant           (w.g.) : Van den Hövel                                      2e leutenant     (w.g.) : J. Houben

2e leutenant     (w.g.) : J.M. Lenssen                                         Vaandrager                  :

Vaandrager                  :                                                           de 1e schepen  (w.g.) : P.M. Meulenberg

de 1e schepen  (w.g.) : J.H. Stessen koning                               de 2e schepen  (w.g.) : W. Dohmen

de 2e schepen  (w.g.) :W. Meijers

de secretaris               :

cadet                    (w.g.) : Nicolaas Schols

cadet                    (w.g.) : W. Stessen                                        (w.g.) = was getekend.